![]() |
![]() |
* *
* De geschiedenis vertelt ons
het volgende: * * *
De veldslag bij Ane (Coevorden) in 1227 is zonder twijfel één van de indrukwekkendste gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis.
Deze veldslag wordt dan ook wel de "Guldensporenslag van de Lage Landen” genoemd en het werd de grootste ramp uit die tijd. Het gezag van de bisschop uit Utrecht over dit gebied bleef daarna jarenlang ernstig verstoord.
De Vlamingen gedenken "de Guldensporenslag", de Friezen hun "slag bij Warns" 26-09-1345, Groningen "28e augustus" en de Drenthen "de slag bij Ane" op 27/28 juli 1227.
Drenthe
stond vanaf die datum op de kaart en de stad Assen heeft zijn
bestaansrecht aan deze veldslag te danken. Zelfs kan men zonder
overdrijven vaststellen, dat de steden Zwolle,
Ommen, Hardenberg en
Gramsbergen hun ontstaan te
danken hebben aan de slag bij Ane. Zwolle kreeg als beloning voor de
aan de bisschop verleende hulp
stadsrechten. Hardenberg en Gramsbergen werden stedelijke versterkingen
(1229) voor
de bisschoppelijke verdediging van het gebied "Oversticht".
Hardenberg bestond toen overigens helemaal nog niet. Wel het nabij
gelegen gehucht Nijenstede,
welke plaats ook genoemd wordt in
de kroniek “Narraico”. Hasselt kreeg in 1252 stadsrechten
vanwege de
hulp van de 4 ridders uit Hasselt bij de slag van Ane. In "De kroniek van Vloet"
(waarschijnlijk een falsificatie) wordt beweerd, dat lieden uit Kampen
hun diensten aan de bisschop Wilbrand hebben aangeboden om hem te gaan
helpen met de strijd tegen de Drenthen. Als dank hiervoor, kregen ze
van de bisschop op 5 maart 1228
een kostbaar document, waarin Kampen
zijn stadrechten zou verkregen hebben, (Zie ook blz 59 "De vlucht van de Arend" geschreven
door Anton Fasel).
Prominente personen relativeerden vaak deze veldslag.
Oud senator Mr. Harm van Riel
(groot kenner van de
middeleeuwse geschiedenis)
omschrijft het als volgt,
"De worsteling in de zompige Aner
bodem was geen keerpunt in de
Drentse geschiedenis, het was slechts
een misrekening v.d. bisschop".
Volgens Dr. F. Klevering Buisman
is het meer een "militair incident"
en heeft "Narracio" voeding
gegeven aan de Middeleeuse Drentse heldendom.
Dit verhaal is wel ontstaan in
de "huiskamer" van de Utrechtse bisschoppen.
Prof. Dr. H.J. Prakke heeft het over de 13e eeuwse Drentse vrijheidstrijd.
Prof. Dr. B.H. Slicher van Bath uit
Wageningen vindt dat men
beter het "Drentse Landrecht"
van 1412 kan vieren.
en
Mr. Drs. Wim Visscher zegt,
"De vrijheid van Drente kreeg bij Ane
zijn gestalte"
De
slag bij Ane was voor die tijd een betekenisvolle
beruchte veldslag
tussen de bisschop van Utrecht, Otto II van der Lippe en zeer bekende
Edelen en ridders en de Burggraaf van Coevorden, Rudolf II van
Coevorden aangevuld met enkele ridders, burgers, boeren en
buitenlui
uit de streek Drenthe.
De
voornaamste Ridders en Edelen van Holland, Zeeland,
Utrecht, Overijssel, Gelderland en Duitsland, in totaal meer dan
400 man (dit waren niet allemaal ridders), werden in één dag in zware
rouw gedompeld.
Een limerick uit het "Geschiedkundig Schoolboek van
Drenthe" 1851
(Jean Samuel Magnin)
"Dear bleven noch vele meer andere
Ridderen ende Edelen welcker getall in
een geschreven Chronyck
op 500 wordt begroot. Beka schrijft van 400, maer
Albertus Stadensis die omtrent dien tijd leefde, segt datter 200
ridders ofte
ridders kinderen sijn verslagen: waervan ick sommige tot omtrent 150 in
een geschreven Chronycksken mit namen ende toenamen angeteekent
gevonden hebben, waeronder veel Over-IJsselse Edelen geweest sijn,
om welcker wille wij dat gehele register sullen stellen ende is als
volgt.."
(Wilhelm Nagge +1690 )
De belangrijkste redelijk betrouwbare kroniek over de geschiedenis van deze veldslag is beschreven door een onbekende subjectieve schrijver in het jaar 1232. “Narraico quedam de Groninhe, de Thrente, de Covordia et de diversis aliis”. In de Sint Walburga kerk van Groningen was er namelijk op 30 oktober 1231 een speciale bijeenkomst van geestelijken georganiseerd, die aan de bisschop Wilbrand verhalen vertelden over deze vreselijke veldslag. De schrijver heeft waarschijnlijk deze gedenkwaardige gebeurtenis van dichtbij meegemaakt. Daarnaast is de schrijver een geestelijke uit Friesland (“nostri Frisones”) of misschien wel een monnik van het Benedictijner klooster van Ruinen, die gezien de teneur van het verhaal op de hand was van de bisschop van Utrecht. (Er zijn lieden, die stellen, dat "Narracio" meer een Utrechtse achtergrond en loyaliteit heeft). Een andere mogelijkheid bestond er in die tijd trouwens helemaal niet. Deze Noord-Nederlands Latijnse “Narracio” is één van de belangrijkste middeleeuwse kronieken van Nederland. In de loop van de tijd zijn er drie belangrijke geschriften over deze geschiedenis verschenen en één in druk uit 1690 (Antonii Matthaei). Alle hedendaagse verhalen van deze veldslag zijn overigens gebaseerd op deze kroniek “Narraico”. Maar ook uit een Duitse kroniek “Een cronike van den greven van Benthem”, kan men het één en ander lezen. Verder zijn er nog 2 andere getuigenissen uit die tijd. Emo van Wittewierum (1234) (ook wel Emo van Bloemhof of Emo van Huizinge genoemd) en Anonymus van de Vitae Sibrandi, Jarici et Ethelgeri (1270). Ook bestaat er een "Chronographia"van Johannes de Beke (+/- 1350).
"Vitae Abbatum"
Abten van Mariengaarde (gelegen ten zuidwesten van Hallum.
Een Friese optiek over de kruistocht van Wilbrand van Oldenburg
tegen de Drenten.
Zie hier een oude beschrijving over de Slag bij Ane. (vertaling)
![]() 01
|
![]() 02
|
![]() 03
|
![]() 04
|
![]() |
![]() |
Quedam narracio de Groninge, de Thrente,
de Covordia .. Een cronike van den greven van Benthem
De St. Walburga kerk in Groningen.
Gezien vanuit het Z.O.
Een pentekening +/- 1720 (Het Utrechts Archief)
Wat eraan vooraf ging.
Om dit te kunnen begrijpen, moet men enige kennis hebben van de twistten die er in die tijd speelden. In de 12e en de 13e eeuw, werd er veel strijd gevoerd om het bezit van macht, voorrechten en stadsrechten. De bisschop van Utrecht kreeg in 1046 formeel de macht over dit gebied en werd toen Graaf van Drenthe (Het Oversticht). Hierover onstond eigenlijk al gelijk veel weerstand tegen. De bisschop stelde direct 2 stadhouders aan, één voor de stad Groningen en één voor Coevorden. Het oude Groningse geslacht Gelkinge (Gelkingers) waren tegen de invloedsfeer van de bisschop en de Groenenbergergers waren juist vrienden van de bisschop. In 1110 ontwikkelde zich dit tot een strijd tussen deze twee belangrijke families. Belangrijke machtsgebieden waren toen de Friese landen (de huidige provincie Friesland en provincie Groningen), de stad Groningen, de Ommelanden ook wel klein Friesland genoemd, het Oversticht (provincie Drenthe en een stuk van Overijssel), Gelre, Bentheim en de plaatsen Vollenhove, Steenwijk en Coevorden, die de toegangspoorten waren naar het Noorden en waar de bisschop dwangburchten (mottekastelen) liet bouwen en daar te pas en te onpas gevetteerd moest worden.
Nedersticht en het Oversticht.
Opmerkelijk
is, dat wanneer de Bisschop van Utrecht eens per jaar naar het
Oversticht ging, hij hiervoor, via de Zuiderzee, naar Vollenhove moest
varen, waar hij dan eerst een dag moest bijkomen vanwege zeeziekte.
De Bisschop kon niet zo maar door het gewest Gelre trekken.
Ten
tijde van bisschop
Boudewijn II van Utrecht (1178-1196) waren er vele oorlogen in “het
Oversticht”, waar
plunderingen van bisschoppelijke goederen schering en inslag waren.
Zo leefde hij voortdurend op voet van oorlog met zijn leenman Flores (van Vorenborch)
van Coevorden, waarbij het
belangrijkste twistpunt de heffing van
tolgelden betrof. De bisschop had al eens het kasteel in Coevorden
ingenomen. (Het gebied kende in die tijd vier grote steunpunten,
namelijk Vollenhove, Coevorden, Eelde en Groningen). De zoon Rudolf II van de leenheer wordt toch
weer de nieuwe
burggraaf van Coevorden en deze zette onverdroten de praktijken van
zijn vader voort. Bisschop van Dirk II
(van Are), in 1197 gekozen,
wist dit gebied politiek en economisch er toch weer boven op te
helpen. Zijn opvolger Otto van der
Lippe II (1215-1227)
(in de zijlinie verwant aan Prins Bernhard) zette
deze
lijn door, maar stond ook onder grote invloed van de verschrikkelijke
paus Innocentius III. De paus
die niet alleen vocht tegen de "Kartharen",
maar ook tegen het gespuis en ongelovigen in Noord Europa. Deze
bisschop,
Otto van der Lippe II, heeft o.a. diverse keren Palestina bezocht en
bij zijn terugkomst in
1223 moest hij ondertussen al weer ten strijde trekken tegen Gerhard
graaf van Gelre. Dit gesteggel heeft een paar jaar geduurd en
ondertussen ontstond er ook een burgerlijke twist in en rondom
de stad Groningen.
Dat de bisschop zijn laatste kruistocht
niet volbracht heeft,
wordt ook wel als redenen genoemd om daarom dan maar
een kruistocht te beginnen tegen die ongelovige Drenten.
Om zo de paus Innocentius III tevreden te kunnen stellen.
Op lokaal niveau ontstonden coalities tussen boeren en handelaren enerzijds en plaatselijke ministerialen van de bisschop anderzijds. Doch deze potentaten van de bisschop gingen soms hun eigen weg en werden zo geduchte tegenstanders van hun eigen leenheer, de bisschop van Utrecht.
In 1225 ontstond er een vete tussen de leenheer Rudolf II “de Castellein” van Coevorden en de Groningse burggraaf Egbert “den Amptman” van Groningen, beiden vazallen van Utrecht en omdat de Drenten in 1196 ook al tegen de bisschop in opstand waren gekomen, plus dat het tot de orde roepen van die Castellein van Coevorden op niets was uitgelopen, hij wilde namelijk niet de eed van trouw zweren en geen kerkelijke tienden afdragen, riep de bisschop diverse edelen op om het oproer neer te slaan en tevens zo de mogelijkheid kon benutten om de christelijke leer weer eens te gaan verkondigen en daarbij hun macht aan de boeren kon laten zien. De oorlogen met de bewoners van de machtsgebieden worden veelal afgeschilderd als hebzuchtige en hoogmoedige ketters en rebellen en de bisschop met zijn aanhangers als edele en grootmoedige verdedigers van het ware geloof.
Drenthe (schilder Egbert van Drielst)
Maar goed, in 1225 vocht Egbert, de burggraaf van Groningen opnieuw tegen Rudolf II van Coeverden om de macht over de stad Groningen. Overigens was het de stad Groningen niet toegestaan door een vorige bisschop opgelegd, om stadsmuren te bouwen. Bisschop Otto kon de zaak sussen op straffe van de doodstraf voor beiden, als ze weer tegen elkaar oorlog zouden gaan voeren. Doch Bisschop Otto was nog niet vertrokken of Rudolf II veroverde het huis “Den Ham” bij Glimmen van Egbert en verwoeste het totaal. Hij trok met een leger weer naar Groningen en stichtte er vrede en verjoeg Egbert uit de stad, die naar Friesland vluchtte. Daar organiseerde Egbert weer een leger en samen met de Friezen en Ommelanders viel hij de stad Groningen weer opnieuw aan. Hij plunderde de stad en voor een groot deel stak hij de stad in brand. Rudolf II van Coevorden moest vluchten en kon daarbij ter nauwe nood aan de dood ontsnappen. Deze verzamelde opnieuw een leger en belegerde samen met lieden uit Steinfürt, Dalen, Lohn en Goor plus de Gelkingen en zijn Drenten daarna opnieuw de stad. Doch Egbert kon zich goed staande houden, met de ridders en soldaten die door de bisschop eerder waren achtergelaten.
http://www.rtvoost.nl/tv/uitzending.aspx?uid=370257Een
belangrijke historische plek uit die tijd was "Nutspete" of "Mitspete",
in de buurt van Noordlaren. Daar bevond zich rond 1227 een primitieve
schans van 2 concentrische wallen met bijbehorende greppels en
daarbinnen een houten verdedigingstoren (mottekasteel).
In 1918 zijn deze wallen geëgaliseerd door een boer dit dit gebied in
pacht had.
"Het ploegde zo wat makkelijker"
(Nog steeds vallen dit soort
vestingswallen niet onder de Monumentenwet.)
De locatie Nutspete (Mitspete) bij
Noordlaren (Groningen)
Gelegen aan een natuurlijke nauwe doorgang aan de voet van de Hondsrug
richting Groningen
Algauw bereikten Rudolf daarna de berichten over het verzamelen van een legermacht van de bisschop van Utrecht, die deze strijd in zijn stad Groningen niet langer kon tolereren en ook omdat zijn leenman Burggraaf Rudolff II van Coevorden zich niet aan de afspraken had gehouden. Deze bedacht zich geen twee keer en brak het beleg van Groningen op.
Groningen en Drenthe
De kruistocht tegen de barbaarse Drenten.
Ook wordt er hierbij wel eens
gesproken over "de mislukte contraguerilla in de Drentse Oorlog
van 1227-1234."
In
feite moest het deze keer een makkelijke (gebruikelijke) kruistocht
worden tegen de
barbaarse Drenten. Het was de bisschop wel duidelijk, dat hij dit
keer geen klein legertje moest samenstellen tegen deze zeer
stoutmoedige Burggraaf van Coevorden. De bisschop was ook op de hoogte
van het feit, dat Rudolf in mei 1227 Ommen had geplunderd, nadat hij
daar een legertje ridders uit Salland had verdreven. Rudolf wilde
hiermee ook voorkomen, dat dit legertje in Groningen gebruikt zou gaan
worden.
Het was zomer, mooi weer en de graven en edelen hadden wel zin in een verzetje. De graven van Holland, Gelre, Bentheim en Kleef bieden de helpende hand, alsmede de heer van Amstel en ook Herbaren II doen mee. Hij beloofde hen tevens giften en geschenken bij het meedoen aan de "kruistocht". Men stuurde dus niet alleen een leger, maar ze deden ook zelf mee aan de “kruistocht”. Zelfs de in die tijd grootste en bekwaamste held van de eeuw, het wonder van dapperheid en heldenmoed, de door Europa en Azië beruchte ridder, de schrik van elke vijand, de beroemde Bernhard, Landvorst en Graaf van Horstmer ging met zijn ridders, mee doen en dan wel voorop in de strijd. Hij krijgt tevens de bevelvoering over een aantal krijgsscharen van de bisschoppen van Munster en Köln en de daarbij behorende wapenknechten en dienstmannen. Men moet zich voorstellen, dat deze graaf van Horstmer, zeer grote indruk maakte op de andere ridders en landheren. Ook het van te voren elkaar verwelkomen bracht enig ceremonieel te weeg.
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Vaandel St. Martinus Utrecht
Wapenuitrusting
Gijbrecht van Amstel
Floris IV
van Holland
"Vexillum beati Martini"
Het
vertrek van het bisschoppelijk leger vanuit Utrecht, nadat ze eerst
een bezoek hebben gebracht aan de kerk van St. Maarten, gebeurt met
veel pracht en praal. De bisschop verschijnt in volle wapenuitrusting
en plaatst zich aan het hoofd van van de stoet. Ver in de omtrek
van Utrecht hoort men het gekletter van de paarden en het gerammel van
de ijzeren
wapens. Het wordt een grote stoet van wagens met levensmiddelen en
zware krijgsbehoeften, gade geslagen door de plaatselijke bevolking.
Om
in Coevorden te moeten komen (het Oversticht), moest de bisschop en
zijn leger, per schip de Eem
afvaren en dan soms bij weer en wind de
Zuiderzee oversteken naar Vollenhove.
Dit dorp aan de Zuiderzee, werd
door de bisschop Godfried van Rhenen in 1165 voorzien van een sterk
kasteel, "het
Oldehuis". Nadat zij daar van hun zeeziekte waren hersteld,
konden ze hun weg over land vervolgen en verzamelden ze zich bij het kasteel Heekeren bij Goor
een grote bepantserde en zwaar bewapend ridderleger. Graaf Gerard van
Gelre stuurt een groot leger en Graaf
Florens van Holland stuurt een
groot aantal ridders. Graaf Dietrich
van Kleef en Graaf Balduin van
Bentheim bieden eveneens hulp aan, zo ook de Bisschop van Köln en de
Bisschop van Munster. Bij Ommen
trok
de bisschop van Utrecht zijn legers samen. In het kamp maken 400 edelen
zich gereed: de heren van Zuylen en Nyevelt, van ter Haar, Lichoten en
Vervolde, van Goor en Sallant, de heren van Kuinre, Zutphen, Cleve en
Swifterbant en de heren van Holland bieden zelfs de hand en lenen de
bisschop onderstand. Twickel, Bentheim, baron van Bentinck, zijn
present. Zie, daar wenkt de bisschop met de hand als sein van vertrek
en 't wordt herhaals van alle kanten. Trompetten en bazuinen klinken en
't romm'len van de trom. De bodem dreunt en trilt ! De vaandels worden
ontrolt en vertonen leeuw en lelie, de ramskop en de rozen, de blokken
en de ruiten. De lansen worden geveld en opvallend is, dat het vechten
hen meer sticht dan 't bidden. De kurassen blinken in de eerste stralen
van het morgenrood. Vervolgens volgden ze
daarna de loop van de rivier de Vecht, stroomopwaarts richting
Nyenstede (Hardenberg)
en Bergene (Gramsbergen)
richting Covordia (Coevorden),
bij het buurtschap Ane bevondt zich een doorwaadbare plaats in de Vecht
en richten ze een tentenkamp op. Tevens werden de
voorraden en zwaar materieel (blijde e.d.) in rivieraken over het water
richting Gramsbergen vervoerd, waar deze aken achterwaarts het
rivierstrand op werden getrokken.
Nyenstede (Herdenberg
bestond in 1227 nog niet).
Dit is een
kaart van Jacob van Deventer, circa 1560. Herdenberg gelegen aan
Vidrius fluvius
Het ommuurde en met grachten omgeven kasteel op de berg, kreeg in 1362
stadsrechten.
Bisschop Johan van Arkel verlegde
daartoe de rechten en vrijheden van Nyenstede naar
Herdenbergh (zie het gemeente archief Hardenberg)
Op deze afbeelding is het kasteeel "De Hofte" gelegen in het
zuidoosten, reeds afgebroken.
Van de voormalige stad Nyenstede is de oude kapel op het thans nog
bestaande kerkhof goed zichtbaar.
Ook het stratenpatroon van het dorpsgewijs bewoonde "open"stadje is
heden ter dage nog herkenbaar.
In 1362 oorkonst Bisschop Johan van Arkel "dat wi...ene veste ghetimmert hebben ten
Herdenberch".
en dat hij "alsulc vriheit ende statrecht als onse
voervadere.... tot Nienstede ghegeven ende
gheleghet
hebben," overgebracht naar de nieuwe stad Hardenberg, waarheen
ook de parochiekerk
van Nijenstede zou worden verplaatst
(Bijdr. Gesch. Ov. IV blz. 226.)
Een
ridder zit in een stalen harnas geklemd te paard. De kleuren van de
helmbossen en de figuren op het schild kenmerken hem. Vele hebben een
kledingstuk (een handschoen of een sjaal) van hun dame (geliefde) aan
de helmbos
of lans bevestigd. Het ros is bekleed met een sjabrak in de ridderlijke
kleuren. Minimaal twee schildknapen rennen mee en voeren het
reservepaard aan de
toom en ze dragen de extra lansen en zwaarden. Aangezien ze kriskras
door het krijgsgewoel moeten rennen, is het gevaar dat de knapen
sneuvelden niet gering. Onder de nauwe stalen helmen was het die dag
ziedend heet, de ridders zien dan niet veel, door de stromen zweet en
ze worden dorstig.
Platbodem (rivieraak) op de Vecht met op de achtergrond een
mottekasteel.
(achterwaarts werden deze schepen het "strand" opgetrokken)
Meestal sneuvelen er geen ridders in een veldslag, want daar ging het niet om, het ging om het vangen van gijzelaars, die dan op een tweewielig boerenkar naar een kasteel worden vervoerd.
Maar
dit keer zou de strijd totaal anders verlopen, tot grote ontsteltenis
en paniek van dit rijke uitgedoste protserige ridderleger van de
bisschop Otto II van der Lippe van Utrecht.
Rudolf
II van Coevorden beschrijft aan het Drentse boerenvolk wat hun
echtgenoten en kinderen te wachten zou staan als de bisschop zou
zegevieren en moedigt ze aan om de wapenen op te nemen. Uit elk gezin 1
persoon. Doch ze hebben geen ander wapen dan boog of bijl, een hooivork
of eenscherpgepunte stok, een vlegel of een riek. Ze zijn allen van
mening, dat het beter iss vrij te sterven, dan in slavernij te leven ! Men
herinnert zich natuurlijk de brandstichtingen, verkrachtingen, moorden,
veediefstal en
plunderingen van eerdere oorlogen. Maar toch ook wel bekende Drentse
geslachten komen we tegen, Reinier die Leuve, Frederick van Anloe,
Albert
van Haren en Hendrick van
Vlederinge. Zelfs vrouwen
hadden een
aandeel in deze veldslag. (Opvallend
is, dat bij de gesneuvelden, geen vrouwen genoemd worden).
Het gebied tussen Ane en Coevorden
Rudolf II, die deze omgeving erg goed kent, wacht dit leger in Coevorden niet op, maar trok het tegemoet en verzamelt zijn legertje met het boerenvolk op een zandplaat, men zegt, ten westen van het erve “De Kleine Scheere” en te zuidoosten van de Esch van Holthonen. Voor hen licht een moerasgebied “de Mommenryte” (volgens dr. J. Picardt, G.J. Ter Kuile Sr. en J.H. De Goede) van ongeveer een halve mijl breed, begroeit en is alleen begaanbaar met lichte wapentuig. In de verte, richting Ane langs de kleine Vecht hoort men het gekletter en gerommel van het leger van de Bisschop.
Dan valt
de
nacht in.
En dan is het 28 juli 1227
De volgende ochtend,
28 juli 1227, de dag van
beschermheilige Sint Panthaleon,
worden de ridders geholpen door hun 1 tot 2 schildknapen en trekken ze met veel moeite hun harnassen aan.
De ridders worden door hun schildknapen (dit zijn meestal tieners van ridders, die in opleiding zijn tot ridder) in hun harnas gehesen en op hun
paarden geholpen. Het
zou die dag broeierig warm worden, waardoor het vechten in harnassen
een zware klus zou gaan worden.
(De
heer Donker van het K.M.N.I. te de Bilt, heeft ooit eens onderzoek
gedaan naar de effecten van het weer op de krijgshandelingen, ook die
van 27 juli 1227. Hij bevestigde aan de hand van een prent de
schriftelijke overlevering dat het die dag erg warm moet zij geweest).
(Het verhaal gaat, dat een aantal ridders tijdens de tocht, die ochtend, naar het slagveld al bewusteloos raakten in hun harnas).
(verder vormt de datering van deze strafexpeditie nog hier en daar enige discussie, maar duidelijk is, dat uit oorkondemateriaal (O.S.U. II, 766 en 767) blijkt, dat bisschop Otto in juli 1227 nog in leven was)
Over
een zandweg, van ongeveer 5 meter breed trok het grote indrukwekkende
leger van 2 km lang, richting Coevorden. Ten zuiden van Holthone werd
de stoet opgewacht door Rudolf II.
De bisschop Otto II heeft alvast de heren van Coevorden en van Grasdorf, hun
familie en zijn strijdgenoten inmiddels met veel tam tam in de ban
gedaan en hun goederen verbeurd verklaard. Men kon elkaar blijkbaar
woordelijk verstaan. Dit alles ook geldend voor
iedereen die hem bij zal staan. Men gaat nog in gebed en kort daarna
worden de vaandels ontrold en geheven.
De
pausen en bisschoppen hadden in die tijd een wapen dat sterker was dan
een leger of geld: de banvloek
! Wie door de kerk in de ban geslagen
was, was melaats (vogelvrij). Niemand mocht dan met je omgaan, geen geestelijke
mocht zo iemand bijstaan, hij zal dus, verstoken van de sacramenten,
regelrecht de hel instorten, waar niemand ooit van terugkomt !
Het is daarom des te
opmerlijker dat de Drenten hier niet van onder de indruk waren !
Sprak Otto plechtig de banvloek over
Rudolf uit.
De bisschop geeft
vervolgens
het teken voor de aanval. Horens, pijpen, trompetten en trommels
geven daarna voor iedereen het sein dat de aanval is begonnen “ die
basunen blasen ende die bonghen slaen ”.
Boven dit geluid, klinkt het bronstig hinniken van de zware hengsten.
Hun ogen tonen 't wit, schuim vliegt flardend rond, wijd opensperrende
neusgaten, ruiken ze de merries van de boeren, die net hebben geveuld
en spreidgraag antwoord geven. In een grote
groep begeeft het leger zich in de richting van het groepje
ongeregeld van Burggraaf Rudolf II van Coeverden. Overtuigd van hun
overmacht, stuurde Rudolph van Goor, er werd deze keer geen
geregelde slaglinie gevormd, niet eerst het voetvolk richting de
vijand. Rudolf II wachtte de
aanval
echter rustig af. Hij maakte zelfs een terugtrekkende beweging, om de
vijand verder het moeras in te lokken. (Er
staat zelfs ergens geschreven, dat Rudolf II een list had bedacht, door
vrouwen
in witte gewaden op merries die hinnikten naar hun jonge veulens door
de struiken te laten lopen, waardoor de ridders dachten, dat Rudolf II
ook
een groot leger had samengesteld. Om die reden, keerden er zelfs al een
aantal ridders van het leger van de bisschop rechtsomkeert.)
Toen Rudolf II zag, dat de voorste ridders met hun paarden en
knapen vast kwamen te zitten in het moeras en probeerden zich terug te
trekken, ging hij tot de aanval over, met het veel lichter
bewapende leger (zich daardoor zonder gevaar over de graspollen van het
veen konden verplaatsen) en plaatselijk veel beter bekende volgelingen
van
Coevorden. Eerst met pijlen en daarna met zwaarden, hellebaarden,
strijdvlegels,
goedendagen, morgensterren, pieken, bijlen en speren valt men het leger
van de bisschop aan.
De strijd wordt heel erg zwaar. Het hele leger van de bisschop raakt
in totale verwarring. De bevelen worden niet meer gehoord, door het
over en weer geschreeuw, van de aanvallers, het gehinnik van de
paarden, het gekerm van de gewonden en het geschreeuw van de
schildknapen, die natuurlijk nog het een en ander probeerden te redden
wat er te redden viel. Voor het trommelen en het
blazen van de trompetten heeft men geen tijd meer. Iedereen van het
leger van de bisschop is voor zichzelf bezig om te overleven en
om te proberen te vluchten. Hier en daar kruipen enkelen als wormen
rond, nu zonder wapen, zonder vendel. Het lang gestrekte leger van de
bisschop op
zo'n smal zandpad kon zich daar niet ontplooien en was aan het
gevreesde flankerende vuur blootgesteld. De zwakte van het Stichtse
leger zal ook geweest zijn, vanwege het ontbreken van voldoende eigen
boogschutters; daar men hier minstens een paar duizend van nodig had
moet hebben. Verraad over de taktiek van het boerenleger van Rudolf II
moet er niet geweest zijn, gezien de aanwezigheid van de heer van Ane, die aan de kant stond
van de bisschop. Deze man moet van zijn kinderjaren af met de
terreinmoeilijkheden bekend zijn geweest.
De
slag bij Ane, afgebeeld op een schilderij (origineel) uit 1662 die zich
bevindt
in het Rijksmuseum.
(Er bestaan 2 verschillende gelijkwaardige versies van dit
tafereel)
(Klik op de afbeelding om de prent te zien op de site van het
Rijksmuseum)
(Deze
ets kunt u tot in detail vergroten en downloaden)
Aan
vechten wordt niet meer gedacht. Velen zijn door het gewicht van hun
maliënkolder al vast
komen te zitten in het moeras of zijn gestikt,
vertrapt door hun zenuwachtig wordende paarden, verdrinken (in een
zware maliënkolder kom je niet
zelf overeind) of zelfs onder de voet gelopen.
De vluchtenden, die nog niet vast zaten in het moeras, proberen zich te
ontdoen van hun zware
wapenuitrusting. Deze worden door de aanstormende Drentse boeren
opgeraapt om de vluchtende edellieden ermee dood te slaan. Het leger
van de bisschop is nu totaal gedesoriënteerd en er ontstond een
vreselijke paniek en chaos. Doch de Drenten zijn niet tevreden met deze
makkelijke overwinning. Dronken van woede en enthousiasme wordt deze
hele lange warme zomerdag (tot laat in de avond) gebruikt om alles en iedereen van het leger
van de bisschop te vermoorden. ("Vlees hakken")
Daarbij
worden heel weinig edellieden gevangen genomen. De bisschop van
Utrecht is nergens te bekennen, ondanks zijn opvallende wapentuig. Men
weet niet of hij dood of gevlucht is. Jan
van Arkel ligt zwaar gewond in de modder en wordt uiteindelijk
met stokken en knuppels dood
geslagen. De Graaf Berent van Horstmar,
beroemd in heel Europa vanwege zijn
zegetochten en Europese diplomatie, bevindt zich ook nog levend in het
moeras, ondanks zijn
leeftijd (67 jaar), verdedigt hij zich zeer moedig, staand op zijn
wapenschild
(volgens zeggen) om niet weg te zakken in het moeras.
Graaf
Berend van Horstmar dapper strijdend tegen zijn belagers.
Schilderij
van Anton Frederik Zürcher in het "gemeentehuis" te Gramsbergen
De beroemde Saraceense generaal
Saldin prees de moed van deze
Duitse Kruisvaarder, die de 3e Kruistocht zou overleven. Hij heeft
meegedaan aan de moeizame overgave van de stad Akko aan de
Kruisvaarders in 1191, die in de zomer geholpen werden door
Filips II koning van Frankrijk en Richard Leeuwenhart,
koning van Engeland.
Op 27-7-1214 redde Berend van
Horstmar het leven van Keizer Otto IV bij de slag van Bouvines.
Veel van zijn vijanden slaat hij dood of zwaar gewond tegen de grond. Uiteindelijk, terwijl al zijn medestanders al lang gedood of gewond zijn, kan hij alleen geen stand meer houden en wordt hij door een boer met een speer, zijn zwaard uit handen geslagen. Vervolgens wordt hij met zijn eigen zwaard zijn hoofd afgehakt.
Deze dood zal uiteindelijk meer indruk maken dan de dood van de Bisschop.
Hij
kwam uit het Duitse stadje Horstmar, niet ver van Munster. Hij had in
heel Europa naam gemaakt in de kruistocht van de Engelse koning Richard
Leeuwenhart en gold in Europa als een beroemdheid op militairterrein.
Hij had nog in het Heilige Land tegen de onder leiding van de sultan
Saladin staande Saracenen bij Akko (Haifa) gevochten.
"Annis bis denis septenis mille ducenis
Ad vada vaccina patuit miseranda ruina
Bernard Tyronis in festo Pantaleonis"
"Dit was de beste in sinen dagen,
Dat horet man von heiden und christen sagen
Ick will ein nennen up den port
Vor Covort ward er ermord"
(Gegevens
uit een artikel van Julius von Ficker "Herr
Bernhard von Horstmar" d.d. 1853)
In 1471 schreef monnik Werner Rolevinck over Bernhard, dat
er op de muur van het kerkkoor in
Westphalorum (Horstmar) de tekst stond:
"Dat wylt
heyden ind kersten sagen, dat dyt weer eyn die beste by synen dagen."
Nadat
's middags bijna iedereen verdronken, gestikt of gedood op de vlucht is
geslagen, gaat Rudolf II van Coevorden,
samen met zijn broers
Frederik en Godfried en Menzo en Hendrik van Grevensdorp
de
vluchtenden, tot ver in de avond en nacht, nog achterna. Velen worden
zo nog gedood en worden kostbare goederen, tenten en wapenuitrusting
buitgemaakt. Wie kan de namen noemen, van wie sneuvelden bij Ane ?
Holland en Gelre, Bentheim en Cleve, 't Sticht een 't Oversticht, zijn
ontroostbaar. 't Ganse leger is verdwenen.
De
volgende dag, werd veel wapentuig op het slagveld verzameld (men
moet bedenken, dat een volledige uitrusting van een ridder toen wel 20
pond waard was, voor velen was dat in die tijd een jaarinkomen), maar ook
werd er nog gezocht naar de bisschop van Utrecht. Tevergeefs had men
hem op het slagveld kunnen vinden. Uiteindelijk werd hij zwaar
verminkt, half verzonken, in het geheim, in een turfkuil teruggevonden.
(Op
heel veel oude kaarten kan men een zekere “Bisschopskolk”
terugvinden. Velen menen dat, dit de plek geweest is, waar men de
bisschop
heeft teruggevonden. Niet wetende waar men mee bezig was, is heel
spijtig deze kolk in 1959 gedempt. Herman Slatman kwam toen
persoonlijk
verhaal halen bij de kolk, toen men er mee bezig was om deze te dempen.
Het is echter een kolk die ontstaan is bij een latere dijkdoorbraak).
Bisschop Otto II von der Lippe na zijn onderhuidse
scheerbeurt.
In
blinde woede heeft men zelfs het hoofdhuid van zijn gezicht
getrokken. "Seer mismaekt, getrapt in
't moer, het lijf gekerfd vol wonden, de kruyne of plette, met swaerden
afgemaekt", aldus schrijft Johan Pickardt in zijn annalen, over
de dood van de bisschop Ook de broer van de bisschop van Bremen kwam hierbij om. Tevens werden de lijken van Herbert
en Johan van Arkel
gevonden. Graaf Gerhard V (van Gelre)
raakt slechts in gevangenschap. Dat heeft
hij te danken aan zijn betoonde vriendschap in een oorlog van 2 jaar
eerder, wat men niet was vergeten. Gijsbert van
Amstel werden al eerder zwaar gewond gevangen genomen.
(Het verhaal gaat verder onder de hierna volgende afbeeldingen.)
De exacte locatie van de
veldslag is al jaren een onderwerp van
discussie, maar er zijn zeer aannemelijke argumenten, die doen
veronderstellen,
dat waarschijnlijk de slag heeft plaastgevonden ten zuiden van Holthone
in het
gebied wat de "Mommenryte"
wordt genoemd.
Het gebied "De Mommenryte" waar de veldslag
volgens dhr. Slatman heeft plaatsgevonden.
Het verhaal gaat over een brief uit 1842,
geschreven door de toenmalige burgemeester
van Gramsbergen, die daarin schrijft over "De Mommeryte" in sectie C met de
nummers
188 en 189. Deze brief, die Herman Slatman heeft gelezen, is in het
bezit van Illy van Voerst van Lynden,
het geslacht dat heeft gewoond op het landgoed "De Groote Scheere" in
Holthone.
Een andere
mogelijke locatie ligt meer richting Coevorden.
Nabij het landgoed "De Groote Scheere"
Op die locatie hebben amateur-historici (SAM) in augustus 1989
uitgebreid met metaaldetectoren gezocht naar voorwerpen. Slechts
musketkogels en een gesp uit de 16e eeuw werd er toen gevonden.
Een jaar later, op zaterdag 28 juli 1990
maakt Be Hoeksema,
voorzitter van de Stichting Archeologie en Monumenten (SAM) op de 30e
bijeenkomst van "de vereniging Herdenking Slag bij Ane", bekend dat er
een locatie gevonden is van het voormalige klooster in de nabijheid van
Coevorden. Het zou moeten liggen tussen het industrieterrein van
Coevorden en het verderop gelegen tankstation aan de Rijksweg N34. ( De
laagte tussen het landgoed "De Groote Scheere" en Coevorden). Men wil
daar grond- en bodemonderzoek en boringen gaan uitvoeren. "We hopen dan ook daadwerkelijk de
fundamenten van het oude klooster bloot te kunnen leggen", aldus
Be Hoeksema.
Daarna is niets meer vernomen ten aanzien
van deze plannen en de resultaten van dit geplande onderzoek. Bron:
NvhN 30-7-1990
(NvhN 30-7-1990)
Zelfs een
paragnost (Chris Zoet) en
wichelroedeloper (Theo Dijkstra)
heeft men er voor van stal gehaald.
Om zo de "oude bloed stromen" te kunnen vinden.
Op een
filmpje (22-11-2000) op internet van RTV-Oost
kunt u deze heren aan het werk zien en
Roel Reijntjes draagt er zijn
gedicht voor "Balade v.d. Slag bij Ane".
Klik hier
voor de site.
In de jaren
40 van de vorige eeuw, werden er op deze locatie bij de Kleine Vecht,
opmerkelijke vondsten gedaan, waaronder een fragment van een harnas,
een vergulde ridderspoor, een onderdeel van een lans, en een
stijgbeugel.
De rode sterren markeren de
mogelijke plaats van de vondsten.
De rode lijnen geven de route
aan die het leger van de bisschop misschien heeft gevolgd (Scheerseweg).
Geel zijn de hogere locaties waar de
manschappen van Rudolf II zich misschien ophielden.
Donkergroen (linker plaatje) is
waarschijnlijk de plaats van het kamp van de Bisschop.
J.R. Beuker
(verbonden aan het Provinciaal
Museum van Drenthe)
heeft een interessant artikel geschreven met als titel;
"Vondsten
en plaats van de slag bij Ane"
De plek aangegeven door Overdiep wordt
niet onderbouwt en is ongeloofwaardig.
Het verhaal in de Narracio is onbetrouwbaar en is een gekleurde
beschrijving.
Het verhaal van de Coevorder predikant
Piccardt (1660) werd 430 jaar later geschreven en
wordt niet objectief en solide bevonden, evenzo niet die van J.S.
Magnin (1835-1846).
Volgens Beuker moet de slag plaatsgevonden
hebben bij de vindplaatsen van het materiaal.
Zie de locatie aangegeven door bureau RAAP.
Ook
Anne Post (Norg) heeft zich
verdiept in de mogelijke locatie van deze veldslag.
Zijn bevindingen ziet u terug op zijn onderstaand 2
recontstructiekaartjes.
Zie ook de uitleg van Anne Post op zijn site
en zie ook deze site van Anne Post:
![]() Op deze voorstelling toont Gerard V, graaf van Gelre, zijn verwondingen aan de nieuw gekozen bisschop Wilbrand. |
![]() Op deze voorstelling vertellen Gerard V en Gijsbert van Amstel, wat hen in Drenthe is overkomen. |
Graaf
Gerard V (van Gelre) en Gijbert van Amstel werden half dood en zwaar
gewond
op een "rosbaar" getoond aan de aanwezigen, de bisschop moest nog
gekozen worden.
Twee jaar later (1229) sterft Gerard V alsnog aan zijn verwondingen
(Volgens Johannes de Bleke zou Gerard V zijn overleden bij een veldslag
in 1229
en andere bronnen beweren, dat hij is gesneuveld bij een veldslag bij
Zutphen).
Hij ligt samen met zijn vrouw
Margaretha van Brabant begraven in de O.L. Vrouwe Munsterkerk te
Roermond.
"Eenstemmig kozen de
kapittelheren heer Wilbrand van Oldenburg, de bisschop van Paderborn,
die niet slechts in geestelijke zaken maar ook in krijgsvoering
bedreven was, tot bisschop.
Na in Rome de pauzelijke zegen te hebben ontvangen kwam hij in augustus
1228 in Utrecht aan."
Tekst: Dr. G. Overdiep (blz 35)
In deze
oorkonde staat, dat Gijsbert
van Amstel niet terug hoeft naar Coevorden,
omdat ze in Drenthe verdoemd waren. (c) GRY
Bisschop Otto II werd met alle eer en plechtigheid begraven in de domkerk van Utrecht, naast het graf van zijn oom Bisschop Diederik.
De
nieuwe bisschop van Utrecht, Wilbrand
van Paderborn,
een naaste
bloedverwant (neef) van graaf Gerard V van Gelre en van graaf van
Holland, deed graaf
Rudolf II niet alleen in de ban, voor de zoveelste keer, maar hij trok
ook tegen hem ten
strijde (hij was meer militair dan bisschop). Zo belegerde de Bisschop, Coevorden in oktober 1228, door met
zes legers langs
zes toegankelijke plaatsen, Drenthe binnen te vallen. (Een leger uit Salland trok bij
Ommen door het veen en begon tot Ruinen verwoestingen aan te
richten, een ander leger uit Twenthe plunderde Emmen en staken
daar de hele boel in brand, prefect Egbert trok met hulptroepen vanuit
Groningen naar het zuiden en werd er slag geleverd bij Mitspete, de
Friezen uit Westergo trokken bij Bakkeveen ook het landschap binnen en
een ander leger uit Friesland trok bij Staveren Drenthe ook binnen.
Daarom was hij wel genoodzaakt om zich op 10 oktober
1228 bij het krieken van de dag, onder enkele voorwaarden, zich over
te geven. Rudolf stond aan de bisschop twee kastelen af, te weten het
kasteel te Laar (tussen Gramsbergen
en Emblicheim) welke direct werd
gesloopt en het kasteel van Coevorden met alles wat erbij hoorde,
plus het schoutambt van Drenthe. Ook
moest hij o.a. een klooster
stichten op de plaats waar Otto van der Lippe was gesneuveld (5) en een
benedictinessenklooster voor 25 nonnen te ZwarteWatersklooster (6) die de
daar dan elke dag zouden kunnen bidden voor de aldaar begraven
ridders.
De
zes condities waar burggraaf Rudolf II van Coevorden aan moest
voldoen.
===
Volgens Johan
Picardt in zijn "Cronijck der
Landschap Drenth" 1660
Merk op,
dat hij het hier heeft over het stichten van 2 kloosters (punten 5 en 6) !
Men
kan zich afvragen, of het stichten van een klooster bij het slagveld,
zoals Wilbrand
dat eiste, wel op deze wijze heeft plaats gevonden. De geschiedenis
vertelt ons, dat het nonnenklooster bij het slagveld, daar verrees
tussen 1234 en 1246. In 1246 werd dit klooster in de Cisterciënzer
orde opgenomen als een dochterklooster van de abdij Aduard. Echter de
plek bij het slagveld beviel niet en in 1253 verzocht de abdis om het
te verplaasten, vanwege de armoedige omstandigheden en muggenplagen.
Vijf jaar later werd met de bouw van de nieuwe kloostergebouwen en in
1260-1261 verhuisde de kloostergemeenschap naar de "marke van Witten"
in de parochie Rolde, naar een plek die "Hassen" (later Assen) werd
genoemd. (In feite is er dus
sprake van het stichten van 2 kloosters. Een bij het slagveld en een bij het ridder
kerkhof te Zwartewatersklooster -'t Olde
Karkhof-)
Maar of het klooster ook werkelijk op
de plaats van het slagveld is gebouwd, zegt de tekst namenlijk niet;
nog
minder dat het later verplaatst zou zijn. In de oorkonde over de
stichting van een klooster te Zwartewater zegt Wilbrand trouwens
helemaal niets. Of was dit juist de reden, waarom het allemaal wat
langer heeft geduurd ? Is
het wel allemaal zo gebeurd als de schrijver het voorstelt ? En voor
een verplaatsing van het klooster van Hardenberg naar de omgeving van
Hasselt zijn geen aanwijzingen voorhanden. Ook lag het Zwartewatersklooster, Mariënberg ("Mons sancte Marie"
(een vreemde naam voor een klooster in een poldergebied) (De naam Mariënberg
werd overigens in die tijd voor meer kloosters gebruikt) niet
op de plaats van de nederlaag, zoals de overeenkomst voor het
klooster voorzien was. Maar goed, in elk geval stond het klooster elf
jaar na Willebrands stichting, in 1244, reeds op de plaats waar het
historisch nu bekend is, te ZwarteWatersklooster,
inclusief het klooster-kerkhof met mogelijk de gevallen ridders (waarschijnlijk een klein aantal). (Mons. S Marie prope Hasselt in Zallandia
) Tientallen
gepekelde lijken zouden via de Vecht, op platbodems, naar
ZwarteWatersklooster gebracht
zijn, om daar in een zandduin te worden begraven.
(Dat lijken in die tijd gepekeld werden, weten we van het feit, dat het
lijk van Graaf Floris IV ook gepekeld van Corbie naar Middelburg is
gebracht. Zie Rijmkroniek Melis Stoke). Maar ook een
aantal
moeten er begraven zijn in Gramsbergen. De feiten over dit klooster
zullen wel plaatsgevonden hebben zoals ze in het stichtingsoorkonde
vermeld staan. Deze
oorkonde kent twee redacties, een korte en een lange, beide van
21-07-1233. Het origineel ligt (zonder zegel) in het
rijksarchief te Zwolle.
Opmerkelijk is wel, dat het niet ter plaatse is opgesteld, maar in
Deventer. Zelfs de bisschop is niet aanwezig geweest, maar een "wijbisschop" Herman van Leal of Dopart heeft de
kerkwijding verricht. Blijkbaar is het stuk achteraf opgesteld. (Bij de inwijding van het klooster waren diverse adelijke familieleden van de slachtoffers aanwezig).
In die tijd had elk
klooster zijn eigen naam. Zo bestond er een klooster Mariënweerd, Mariënhorst.
Het klooster bij het slagveld kreeg de naam Mariënkamp
en het klooster bij Hasselt de naam Mariënberg
"Monte Marie" (te
Zwartewatersklooster)
Oorkonde (gedeelte) van het sticht Utrecht (OBU) v.d. uitgebreide weergave (c) GRY
ZwarteWatersklooster
kaart
uit 1856
De aanduiding kerkhof
op het kaartje betreft het "nieuwe"
kerkhof.
De ridders
zouden begraven liggen in het z.g. "'t
Olde Karkhof",
op 800 meter iets ten Noord-Westen van Zwartewatersklooster. In de
buurt van de letter N van de tekst
"Nieuwe kamp", ligt het 't olde karkhof.
Naast dit kerkhof in een naast gelegen weiland, heeft een team experts
uit Eindhoven
met grondradarappartuur contouren waargenomen van waarschijnlijk een "memorieklooster".
Verder zouden er twee grafstenen daar rond 1950 nog in de berm gelegen
hebben
van een daar nog altijd aanwezige kolk. Overigens had het klooster ook
nog
een eigen klooster-kerkhof, waar leden van het klooster begraven konden
worden.
Het mysterie van het Zwartewatersklooster
Klik
op foto voor Youtube filmpje
Op 29
juli 2016 is er met een grondradar gezocht naar de begraven
ridders in Zwartewatersklooster.
Zie een verslag op de site van RtvOost.
Maar hoe ging het verder ?
Het gedrag van Rudolf II kennende, verbrak deze de belofte en zodra de
bisschop was vertrokken, had hij het veroverde kasteel van
Coevorden terug op 30 augustus 1229.
Rudolf, de enige man die
misschien in staat zou zijn geweest om van Drenthe een onafhankelijk
graafschap te maken, in plaats van een eeuwenlange arena en een
plunderplaats voor zijn naburen.
Overigens had de bisschop het
kasteel versterkt met wapens, kruisbogen, boogschutters, veel
proviand, ridders en wapenknechten. Via een list werd het kasteel
door Rudolf II terug veroverd.
Mottekasteel
(Coevorden) "chateau a motte"
"De Waterburght" te Eelde
"Mitspete" bij Glimmen (Groningen)
Een soort primitieve schans uit de vroege middeleeuwen
---->>> Klik op foto voor 3D videofilmpje <<<----
Op
28 oktober 1229 trok Wilbrand
opnieuw ten strijde tegen Rudolf II.
Hij verzamelt zijn ridders en slaat bij Nyenstede weer zijn kamp op. Daar
richtte hij toen ook de versterking Hardenberg
op, ter bescherming en
ter verdediging van het bisdom bij de IJssel en begint deze met
poorten en planken die hij van kasteel
Schuilenburg (kasteel aan
de Regge bij Hellendoorn) heeft meegenomen te versterken. Bisschop
Willebrand
wachtte rustig af, totdat in de winter alles bevroren zou zijn en
hij zo gemakkelijk Coevorden kon innemen. Hij zou het gaan proberen
met 2 stormrammen een blijde en een houten belegeringstoren.
![]() stormram
|
![]() belegeringstoren
|
![]() "catapulla"
|
Doch weer sloeg het
noodlot toe. Alle inspanningen waren voor niets geweest. De dooi trad
plotseling in en zwaar terneergeslagen vertrok de bisschop richting
Groningen, waar hij de kersttijd doorbracht. (Blijden, 2 stormrammen en een houten
belegeringstoren zijn daarbij toen door het ijs gezakt.)
Het gebied
van de Drenten leed verschrikkelijk en ten slotte verloren ze, maar
wat gebeurde er eigenlijk in die tussentijd ?
Friese
abten werden ingeschakeld om een afspraak te regelen voor het kunnen
sluiten van een vrede. De Coevordenaren hebben alles op hun erewoord
beloofd, maar ook deze afspraak werd gebroken. In de kroniek van
“Narracio” staat het als volgt genoteerd,
“Et, ut
multa breviter concludamus, Covordenses ad antiquum vomitum reversi
... “
"En om een lang verhaal kort te maken, de Coevordenaren zijn tot hun oude braaksel teruggekeerd …"
De Drenten en de Coevordenaren waren trouweloze eedbrekers en werden terstond geëxcommuniceerd. Rudolf II trok met een leger naar Steenwijk, Vollenhove en Giethoorn. De bisschop trok manhaftig vanuit Zwolle naar dit leger in dit gebied. Enkele onderhandelaars konden toen gelukkig een wapenstilstand van 15 dagen regelen, in de hoop een nieuwe overeenkomst te kunnen sluiten.
De moordpartij op Rudolf II
De bisschop heeft
kunnen regelen, dat
Rudolf die per schip naar het kasteel in Hardenberg was gekomen,
slechts vergezeld van een dienaar en zijn vriend, Hendrik van Grasdorf (van Peize), om
te praten over een toekomstige vrede en het verdrag. De bisschop was
redelijk verrast, door deze brutaliteit van Rudolf. Hij vertrouwde op
de naleving van de gesloten wapenstilstand.
Een uit de hand
gelopen ruzie met parochianen van de kerk van Nyenstede, die Hendrik
van Grasdorf had bezocht, monde uit in een vechtpartij met de
soldaten van het kasteel van Hardenberg. Hendrik werd zwaar gewond
naar het kasteel gebracht. Het volk kreeg er lucht van en riep op
om die twee heren te doden. De bisschop kon de twee heren tegen dit
gepeupel niet verdedigen. De kamer van de bisschop, waar Rudolf zich
verborgen hield, werd opengebroken en de muren ingeslagen. Een week
lang werden Rudolf en Hendrik door het gepeupel gevangen gehouden,
waarna ze ter aanschouwen van vele edelen, zowel hoog als laag, bij
Nyenstede werden geradbraakt. Menso van Grasdorf (van Peize),
de vader van Hendrik was
daarbij het derde slachtoffer.
radbraken
De
moordpartij te Hardenberg (tin-museum te Ommen)
Deze moordpartij op 25 juli 1231 (St. Jacobsdag) van deze drie heren werd de bisschop in de schoenen geschoven, maar dit heeft hij regelmatig afdoende kunnen weerspreken.
Radbraken is een straf die in
de literatuur regelmatig vermeld wordt, evenals het vastmaken van het
lijk
aan een rad of wagenwiel met kettingen. Het rad werd dan op een lange
paal met schoorpalen
op het
galgenveld opgericht. De reden voor dit vastmaken is tweeledig: het
moest voorkomen, dat
familieleden van
de geexecuteerde het lichaam in eigen beheer afnamen en zelf gingen
begraven en
anderzijds ter
voorkoming van de terugkeer van de terechtgestelde als spook. Men was
er vast van
overtuigd, dat
een terechtgestelde na zijn dood wraak ging nemen op degenen die hem
gedood
hadden. Men
dacht dat dat niet zou gebeuren wanneer het lijk met forse nieuwe
kettingen was
vastgemaakt;
evenmin wanneer alle botten van het lichaam waren gebroken.
Daarom
werden geradbraakten met deze gebroken ledematen door de spaken van het
rad
"gevlochten".
Meteen daarop wordt
de oorlog hervat. De bisschop roept
de Friezen te hulp, die al als kruisvaarders klaar staan om te
helpen. De strijd moest plaatsvinden in Bakkeveen. In die tijd waren
het Friese Bakkeveen, Coevorden- "De poort van Drenthe"- en Groningen
sterke natuurlijke barrieres. Zelfs tijdens zomerse droogte was een
veldtocht door de stinkende moerassen (steekmuggen) buitengewoon zwaar.
Zelfs
legers uit Twente, bij Ommen en Vollenhove stonden klaar voor de
strijd. Doch toen bleek, dat de slag bij Bakkeveen voor de bisschop
weer verloren was, trokken deze drie legers zonder strijd te leveren,
huiswaarts. Overgeleverd in de moerassen aan de genade van de
ongenaakbare rebellen, zonk de strijders vaak de moed in de schoenen.
Zowel bij de Stichtse adel als de Friese bondgenoten zou het leiden tot
inertie en doffe wanhoop. Een regenbui was hiervoor vaak al voldoende.
De slag bij Bakkeveen vond plaats op 19
oktober
1231.
Groningen verkeerde in opperste wanhoop, gezien zo'n
onoverwinnelijk leger als de Drenthen op de been konden brengen en dan
ook nog met wapentuig welke ze in 1227 hadden buitgemaakt. Op 2
februari 1232 ging men op bevroren grond nogmaals ten strijde.
De
Drenthen vreesden dat ze dit nu niet zouden kunnen winnen, kozen
eieren voor hun geld en werd er tot een overeenkomst gekomen.
Afgesproken
werd, dat de bisschop in alle rust Hardenberg kon bezitten en
Coevorden moest in leen gegeven worden aan Frederik. Verder moest de
bisschop geheel Drenthe (Oversticht) in alle opzichten zijn
heerschappij kunnen
uitoefenen. Ook moest men een vergoeding van 10000 Groningse ponden
betalen. Aldus afgesproken op 23
februari 1232.
Al met al ondernam
bisschop Willebrand vijf pogingen om
de opstandige Drenthen te
bedwingen. Zo werd er omstreeks 1232
een Bisschopsdijk
aangelegd, om
daarmee Coevorden onder water te kunnen zetten. Deze poging lukte bijna
maar
door een storm, brak deze dijk door in de buurt bij "de Meene" (erven
Gieljan en Beenen). Vanuit tactisch en militair oogpunt bezien moesten
de
bisschoppen deze strafexpedities keer op keer met nederlagen bekopen. (Misschien is toen in die tijd de
Bisschopskolk ook ontstaan).
De militaire strategie die al in 1227 tot rampzalige uitkomsten had
geleid, werd nooit verlaten. Deceptie volgde op deceptie. Jaar in. jaar
uit werden de Stichtse legers gescheiden van elkaar, het desolate
gebied
ingestuurd. Er was geen enkele coordinatie van betekenis. Overgeleverd
in de moerassen aan de genade van de ongenaakbare rebellen, zonk de
troepen vaak de moed in de schoenen. Na jarenlange strijd
waren de Stichtse edelen geheel en hun Friese bondgenoten gedeeltelijk
gedemoraliseerd. Voor hen hoefde het in 1232 niet meer.
Rudolf II
liet slechts een dochter na (Euphernia),
die met een Gelderse edelman, Hendrik
II van Borculo
huwde en onder wiens aanvoering de Drenten nog menige overwinningen op
hun vijanden behaalden. Na de dood van Hendrik II van Borculo
hertrouwde Euphernia met graaf
Herman van Loon (Graafschap
Lohn). In 1402 werd er afstand gedaan van de rechten op Coevorden en zo
kreeg Coevorden op 31 december 1407
stadsrechten.
Bisschop Wilbrand stierf (aan een ongenezelijke ziekte) in 1233 te Zwolle en werd opgevolgd door Otto III van Holland. Die opnieuw probeert de Drenten te bedwingen en tot hun plicht te roepen. De Drenten hadden geen zin meer in steeds maar weer ten strijde te trekken en gingen onderhandelen met de bisschop. Er moest o.a. een klooster gesticht worden in de buurt van Ane en de Drenten zouden jaarlijks zorgen voor rentes en inkomen. De gekozen plek bij Weijerswold bleek achteraf totaal niet geschikt te zijn voor een klooster en daarom werd dit klooster verplaatst naar Duurse bij Rolde. Ook die plek voldeed niet en zo werd uiteindelijk de hele boel via Rolde uiteindelijk verplaatst naar Assen. In 1259 is dit klooster voltooid. We hebben het hier dus over het klooster Mariënkamp.
Oorkonde
(gedeeltelijk) van het Sticht Utrecht (OBU) verhuizing klooster Mariënkamp naar Rolde.
(later naar Assen) (c)
GRY
Men kan stellen, dat door het na te laten om dwangburchten te bouwen en daarbij een inlijvingspolitiek te hanteren, die werd gevoerd met excommunicaties en het nemen van gijzelaars en geen enkele privileges te verstrekken aan de bevolking, waren ze niet in staat geweest hun schaarse militaire overwinningen veilig te stellen.
Nawoord van de schrijver:Enkele jaartallen:
1192 – 1230 Rudolf II van Coevorden
1223 Terugkomst Otto II uit Palestina27-7-1227 Slag bij Ane
19-08-1228
Bisschop Wilbrand komt voor het eerst
in Utrecht aan.
10-10-1228
Drenthe wordt op 5 plaatsen aangevallen te Nutspete (Otto van
Horstmar)
te
Bakkeveen (Friesen) , te Olderberkoop (Friesen) , te Coevorden
(Twentse ridders)
30-08-1229 Rudolf II neemt het kasteel van Coevorden opnieuw in.
12-10-1229 Bisschop Willebrand trekt weer ten strijde tegen Rudolf II
25-07-1231 Rudolf II wordt geraadbraakt te Hardenberg.
19-10-1231 Slag bij Bakkeveen
30-10-1231 Bijeenkomst in Groningen (St. Walburga kerk), verslag van de slag bij Ane.
23-02-1232 Nieuwe overeenkomst met de Drenten.
1232 Overwinning
van de Drenten bij Nutzpete (Groningen)
21-07-1233 Stichting van het klooster Marienberg te Zwartewatersklooster
Bisschop Willebrand is zelf niet (ziekte) bij de inwijding
aanwezig geweest.
De kerkwijding is verricht door Herman (bisschop) te Leal of Dorpat
(Estland)
27-07-1233 Sterft Bisschop Willebrand.
1238 Sterft
Egbert van Groningen.
Opmerkelijk zijn de volgende data:
27-7-1206 Slag bij Wassenberg, ook in een moerasgebied langs de Roer,
27-7-1214 Slag bij Bouvines, waar Bernhard van Horstmar keizer Otto IV te hulp schoot.
Op 18-3-1227 overleed Paus Honorius III
(1216-1227) de opvolger van Paus Innocentius III.
Geraadpleegde
literatuur:
- Quedam Narracio de Groninghe, de Thrente,
de Covordia .. (publicatie 1977)
- Een cronike van den greven van
Benthem (2e druk)
- Nieuwe Drentsche Volksalmanak 1954
(De slag bij Ane, Dr. H.P. Schaap)
- Nieuwe Drentsche Volksalmanak 1892
en 1893 (J. Hogeman)
- Nieuwe Drentsche Volksalmanak 1978
(Toespraak 30-7-1977 door Mr.
H. van Riel)
- De slag bij Ane 1227 (Dr. G. Overdiep Peize
1977)
- Het Benediktinessenklooster
Zwartewater bij Hasselt (C.
Damen O.S.B. 1963)
- Recente archeologische
bodemvondsten Overijssel (Mr.
G.J. ter Kuile sr. 1949)
- Historie van Overijssel (W. Nagge - 1678)
- RUDOLF Burggraaf van Koevorden (H. Boom)
- "Slag bij Koeverden"
- Chronijcken der Stadt en
Heerlickheyd Covorden (Annals Drenthia - Johan Picardt)
- Ein Freiheitskampf (Von Georg Kip 1962)
- Bernhard von Horstmar (Ritter und Diplomat) (Ralf Keuper)
- Herr Bernhard von Horstmar (Julius von Ficker)
- Wat er is gevonden op het slagveld bij Ane ( J.H. de Goede)
- Vondsten en plaats van de Slag bij Ane (J.R. Beuker)
- Chronijck der Landschap Drenth (Johan Picardt 1660)
- Geschiedkundig schoolboek van Drenthe (J.S. Magnin 1851)
- De Voormalige Kloosters in
Drenthe (J.S. Magnin)
- Herr Bernhard von Horstmar
(Julius von Ficker 1853)
(reproductie van dit werk is verschenen in 29-2-2012)
- Meerdere registers
uit Het Oorkondenboek van het sticht Utrecht (OBU)
- Chronographia van Johannis de
Beke < 1346
![]() |
![]() |
Er zijn drie personen die zich in de middeleeuwen hebben beziggehouden met de lijst van gesneuvelden. Wilhelm Nagge, Antonius Matthaeus, Gerhardus Dumbar De namen op de lijst tussen die van Matthaeus verschillen heel weinig met die van Dumbar, ze komen uit dezelfde periode en kenden elkaar. |
![]() |
(nr) 1 2 3 4 5 6 7 8 9/ 10 11 12 13 14 15 16 17/ 18 19 20/ 21 22 23 24 25/ 26 27 28 29 30 31/ 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41/ 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53/ 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63/ 64 65 66 67/ 68 69 70 71 72 73 74 75 76/77 78 79 80 81/ 82 83 84 85 86 87/88 89 90 91 92 93 94 95 96/ 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108/ 109 110 111 112/ 113 114 115 116 117 118 119/ 120 121 122 123 124 125/ 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 |
Algemeen
Dominus Otto de Lippia II Theodericus frater episcopi prepositus Daventriensis Bernardus de Horstmaria Gerhart van der Lippe Gerhart van Goor Diderick van Cleve Engelbert van Groningen Egbert van Groningen Heer van Arkel en neef --------------------------- Hermannus de Voerst Hermannus de Vorden Swederus de Vlete Reinaldus de Rees Theodericus de Tinghede Symon de Telinge Thidricus et filius eius de Buchorst Andreas de Wulven Arnoldus Lioph & zoon Henricus de Intphaes Theodricus de Nestvelt Henricus de Boetbergen Bodkin & Willem Tanke Nicolaus van den Toern Fredericua Otto Rembolt Werner & Lintbreit de Aldenberge Bernart de Dalfsen Stephanus de Manre Wicher de Heghene Jordanus de Wye Albon de Anete Thiebolt de Thye Wilhem de Alberge Luibbikin de Dolre Rabbodo & Wilhelm de Kotene Reinier de Lewen Thedericus Splinter Conradus de Steenwijc Fredericus van Agelo Rodolphus de Rathe Eylart de Marcklo Gerloch de Empe Goswijn de Wanteuoerde Thidrick de Hussete Albert de Hare Werner parvus, Johannes de Hassele Alphardus de Reckeke Gerardus de A. Gerardus Tacke Wilhelm frater eius Herman Theodorus de Wrochten Henricus de Hermele Johannes de Alendorp Thedericus de Wercunde Everhart de Montfort Gerardus sw Althene Wicherus Kone, Dilius frater eius Walterus ultra Vechtam Herman de Marlare Ripertus Miles Gerardus Cranck, Hinricus filius eius Gerardus Comes Robertus de Alpbdoren Egene et Lambertus duo fratres de Rijn Godfridus de Wijc Roderick de Geesteren Herman de Doeneke, Splinter de Lonresloet Gerardus Palike Gotzwijn de Dune Henric Rust Henrick ut der borch Zweth et duo filij de Sulffwolde Stephan de Elzen Jacob Liopht Franco de Huesne Evert de Ulffte Johannes de Nerhe Stephanus de Roderloe Albertus et Hinric de Dees Liodulphus de Sulffwolde Rutgherus de Ulzen Gererdus de Hunne Lotger de Ulbentote Ulrijck de Enschede Goswijn de Laghe Rotgher de Eeze Conradus Pincerna Theodericus de Hernecote Arnolt de Zallant Johannes et Luitbertus fratres de Hattem Goswijn de Ostenwolde Wilkijn de Rine Reinbun, Jacob duo cognati de Dorneke Arnolt de Mekelenhorst Genehart de Sutendorpe Rodolphus de Steenholt Adulphus de Rekelinchusen Nicolaus Tactitus Florens et Florijn de Benthem Hermen de Buerzeler Conradus de Berentorp Thomas de Hulsgore Rembolt de Holten Ludulff Caulde et filius suus Wernerus de Beerse Lambertus de Netelhorst Hertgerus de Werslo Amelrijck de Avensate Hinricus de Vlederinge Conradus Arnoldus et Ludolphus faber de Oetmersem Conradus de Butelo Junno de Dalfsen Wigerus Bensinck Ripertus de Solemunde Rodolphus de Utphete Riquinus de Hasselte Theodricus de Capelle Johannes Pancer Ilias de Eldrijck Nycolaus de Berchhusen Engelbertus miles domini her de Monte Johannes de Paelwighe Henricus de Lochem Rutgherus de Doerneke Liudulphus de Sulffwolde Theodricus de Wijtsande Filius Gerardi de Linge Henricus Knoop de Mensbergis |
volgens Nagge
- Derck des Bischops broeder Proest to Deventer Berent van Horstmar ------------------------ Harmen van Voorst Harmen van Woerden Sweer van Vlieten Henrick van Reedze Dirck van Tingede Simon van Telingen Dirck ende sijn soone Buchorst Andrees van Wullen Avent Lyoph ende sijn soone Henrick Jutphaes Dirck van Nestveld Henrick van Botbergen Godeken ende Willem Tange Claes vanden Torene Frederick Otto Reinolt Werner en Lambert van Oldenborg Berent van Dalfsen Steven van Maurick Wijcher van Hegene Jordan van Wijhe Alber van Anede Thibolt van Thije Willem van Albergen Lubbert van Dolre Rabbe ende Willem van Catene Reiner die Leuwe Steven de Splinter Conraet van Steenwijck Frederick van Anloe Roelef van den Rathe - Gerlich ende Derck van Empne Gosen van Watervorde Dirck van Huessene Albert van Haren Warner,Harmen ende Jan gebr. van Hasselt Albert van Retbeke Geert van der A. Geert Tacke - - Derck van Wrochten Hendrick van Harmalen Jan van Oldendorp Willem ende Derck van Roert(mo)nde Evert van Montfoort Geert van Althena Wijchart Coene, Delis sijn broeder Wolter over de Vechte Harmen van Malre Rubert, Ridder Geert Crancke ende Henrick sijn soone Geert Greve Rubert van Apeldoren Eggert Donne, Geert ende Lambert v.d. Rhijn Goedert van Wijck Roerick van Geesteren Harmen ende Splinter van Lonerslot Geert Daleke Goossen van Dune Hendrick Ruest Hendrick uit der Borg Suete mit twee soons van Sulfwolde Steven van Elsen Jacob Lyoph Franscke van Heussen Evert van Ulft Jan van Nede Groosen van Roderlo Albert ende Henrick van Dieze Lulol van Sulfwolde Rutger van Ulsen Geert van Hune Ludger van Ullenkote Ulrich van Enschede Goossen van Laghe Rutger van der Eze Conraet Schenke Dirck van Bernekote Arent van Zalland Jan ende Lubbert van Hattum Goossen van Oostewolde Willem vanden Rhijne Reinolt ende Jacob van Doornick Arent van Mekelenhorst Evert van Sutendorp Roelof van Steenholt Alef van Reckelinchusen Stille Claes Florens ende Florijn van Benthem Harmen Boetzelaer Conraet van Berentrop Thomas van Hulschar Reinolt van Holten Alef Colde, ende sijn soone Warner van Beerze Lambert van Netelhorst Hartger van Weerselo Almerick van Avesate Hendrick van Vlederinge Conraet Arent ende Ludeken van Ootmarssen Conraet van Butele Seino van Dalfsen Wijchard Bensinck Ritbert van Ijsselmuiden Rolef van Uphente Rijckwijn van Hasselt Dirck van Keppel Jan Paus Elias van Elderick Cleas van Berckhusen Engelbert Ridder des Heren van den Berghe Jan van Palleweghe Hendrick van Louhum Rutger van Doorn Lendelof van Zulfwolde Dirck van Witzade Geert van Lingen Hedrick Cnoop van Demersbach |
volgens Matthaeus
- - Henrick van Horstmar (die allervermaertste van Duytschlant) ------------------------- Harman van Voerst Herman van Voerden Sweder van Vlete Reynolt al. Henric van Redze Dirck van Tingede Simon van Telinge Derck ende sijn sone van Buckhorst Andries van Wullen Aernt Loef en sijn sone Hendrick van Iutphaes Derck van Nestvelt Henrick van Bothbergen Godeken ende Willem Tanghe Claes van den Torne Frederick Otto Reynolt Werner en Lambert van ldenburgh Bernt van Dalfsen Steven van Maurick Wichert van Hagene Iordan van Wye Alben van Arade Thybolt van Thye Willem van Albergen Lubbert Dolre Rabbe ebde Willen van Kotene Reyner die Leuwe Stepen de Splinter Coenraet van Steenwick Frederic van Anloe Rolof van den Rathe - Gerlach ende Derck van Empre Gosen van Watervorde Derck van Huessene Albert van heren Werner, Herman, Iohan gebr. van Hasselt Albert van Reckeke Gert van der A. Gert Tacke - - Derck van Wrechten Henric van Harmelen Ian van Oldendorp Willem ende Derck van Vorcunde Evert van Montforde Gert van Althena VVichart Koene, Delys sijn broeder VVolter over de Vechte Herman van Malre Robert Ridder Geert Crancke en Hendrick sijn sone Gert Greve Robert van Alpendorn Egger Denne, Gert ende Lambert v.d. Ryne Godert van VVyck Roeric van Geesteren Herman ende Splinter van Loenresloot Gert Falcke Gosen van Duene Henric Avest Henric uter Borgh Suete met twee sohns van Subswolde Stephen van Elsen Iacob Lyoph Francke van Huessen Evert van Ulste Ian van Nede Gosen van Roderlo Albert en Henrick van Dieze Lulol van Salswolde Rutger van Ulsen Gert van Hune Ludger van Ulbenkote Ulrich van Enschede Gosen van Lage Rutger van der Eze Conraet Schenck Dirck van Bernecote Arnt van Zallant Ian ende Lubbert van Hattem Gosen van Oostwolde VVillen van den Ryne Remmelt ende Iacob neven van Doerneke Arnt van Meckelenhorst Evert van Suetendorp Rolof van Steenholt Alof van Reckelinchuess Stelle Claess Florenss ende Floryn van Benthem Herman Boetselaer Coenraet van Berentrop Thomas van Hulscher Remmelt al. Reynolt van Holten Alof Lolde ende sijn sone VVerner van Beerse Lambert van Nettelhorst Hertger van VVeersele Almerick von Avensate Henrick van ledringe Conraet, Arent, Ludecker van Otmarsum Coenraet van Bentele Luno al. Seino van Dalfsen VVicher Bensinck Ritbert van Isselmuiden Rolof van Ulphente Ryewyn van Hasselt Derck von Keppele Ian Paus Elias van Eldrick Claes van Berkhuisen Engelbert Ridder des Hern van den Berghe Ian van Paltwege Henric van Hechum Rutger van Doorn Lyndeloff van Salswolde Derck van VVitrade Gert van Linge Henrick Knop van Demessbergh |
volgens Dumbar
- - - ----------------------- Herm. Voorst Herm. Woerdanus Suederus à Vliedt Rein a Reese - Sim. à Telinge Theodoricus ejusgue filius Buckhorstii Andr. à Wullen Arn. Loef Henr. Jutfaes Dider à Nestvelt Henric. Boetbergen Godeken & Wilhelm Lange Claes van den Toern Frederic Otho Rembolt Warner, Limbrecht ab Oldenburg Bern. à Dalfsen Stephanus à Mandre Wicher ab Hegene Jordaen à Wye Albon ab Ane Thibolt à Tye Wilh. ab Albergen Lubbeken à Dolre Rabbe & Wilhelmus à Kotene Reynerus de Leeuwe Stephanus Splinter Corn. de Steenwyck Fredericus ab Anloo Rud. de Rode - Gerlacus & Theod. de Empne Goswinis de Wantevorde Theod. de Huessen Albertus ab Haven Warnerus,Hermanus & Johannes Fratres de Hasselt Gerh. ab A. Gerh. Tacke - - Theod. à Vorchten Henr. ab Hermel Johannes ab Oldendorp - Everh. à Montforde Gerh. ab Althena Wichard Kone & frater ejus Wolterus over de Vechte Hermannus à Malre Robertus Ridder - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Stephanus de Roederloe Albertus & Henricus ab Eze - - - - Ulricus ab Enschede Goswinus de Lage Rutgerus ab Eze - - - - - Goswinus ab Oesterwolde - Wererembolt & Jacobus de Doorninck - - - - - - - Hermannus Boetselaer - Thomas Hulscher - - Warnerus à Beerse Lambertus Nettelhorst Hartgerus à Weerselo Almaricus de Avesate Henr. de Vledering - - Corn. de Boetele Juno de Dalfshem - Rytbertus de Isselmude - Ryewynus de Hasselt Didericus de Keppel - - - - - - - Rutgerus van den Doerne - - - - |
Sites (links),
die
gaan over de "slag bij Ane" (geontrolleerd en
nieuwe toegevoegd op 16-05-2022)
Copyright ©
2013-2022 All Right Reserved.
No part of this publication may be reproduced,
stored in a retrieval system, or transmitted,
in any form or by any means, electronic,
mechanical, photocopying, recording or otherwise
without the prior written persmission of the publiser.
T.R.P. van Grijfland
Zwolle / Albufeira
p.van.grijfland-at-gmail-dot-com